De Soepcommissie van Harderwijk
Het is winter, de dagen worden korter en het kwik daalt. Voor de meeste mensen begint een periode van gezelligheid, lekker eten en samenzijn. Dat was (en is) echter niet voor iedereen vanzelfsprekend. Voor armere mensen was de winter een pittige tijd, waarbij overleven centraal stond.

In SuperNoVA kijken we naar een archiefstuk uit onze collectie. Ben je benieuwd naar de archieven die het Noord-Veluws Archief beheert? Kijk dan eens verder op www.noordveluwsarchief.nl!
Tegenwoordig kunnen mensen met een kleinere portemonnee terecht bij de voedselbank of gebruik maken van een bijstandsuitkering. Vroeger was armenzorg een kerkelijke aangelegenheid. Het kerkbestuur zorgde voor de hulpbehoevenden die in hun kerk stonden ingeschreven. Dat kon op verschillende manieren, bijvoorbeeld door een kleine financiële bijdrage, wat eten of huisvesting. Soms waren er armenhuizen waar mensen zonder verblijfplaats konden overnachten.
De rol van de kerken werd nog eens extra benadrukt in de Wet op het armbestuur van 1854, waarin officieel werd vastgelegd dat het de voornaamste verantwoordelijkheid bij de kerken lag. De gemeente speelde in de armenbestrijding slechts een aanvullende rol. Pas in 1965 werd deze wet vervangen voor de Algemene bijstandswet. Op sommige plekken kwamen er ook particuliere initiatieven op gang. Rijke mensen vormden commissies of fondsen waarmee ze geld verzamelden ten behoeve van de armen in de stad of in het dorp.

Goedkope soep
In 1801 werd op aansporen van de magistraat in Harderwijk een commissie opgericht voor soepuitdelingen aan de armen. In 1809 werd voor de eerste keer soep uitgedeeld in de winter. Dit was de zogenoemde Rumfordse soep, een goedkope, in Engeland bedachte soep die voornamelijk bestond uit vleesbouillon, erwten en aardappelen. De soep werd geserveerd met (oud) brood. Zo’n 600 mensen kregen in de eerste winter drie keer per week een warme kop soep.
De leden van de Soepcommissie werden benoemd door de gemeenteraad, maar de financiële middelen moest de commissie verzamelen met collectes en inzamelingen. De soep werd verstrekt vanuit het Soephuis, de Vanghentoren, dat als een soort gaarkeuken diende. De soep werd in een grote ketel van wel twaalfhonderd liter bereid.
In de rij
Wie in die tijd langs de toren was gelopen had waarschijnlijk een lange wachtrij gezien, met veel verschillende mensen. Weduwen met kinderen, die geen kostwinner meer hadden om in hun onderhoud te voorzien. Vissers wiens vangst tegen was gevallen en dus niet voldoende konden verkopen om voedsel te kopen. Zeker in de winter, als de Zuiderzee was bevroren en er wekenlang niet gevist kon worden lag honger en armoede op de loer. Ook wezen stonden in de rij, die niemand meer hadden om voor ze te zorgen. Maar ook kleine stadsboeren die niet genoeg grond hadden om alle gewassen te verbouwen die ze nodig hadden.

Zeker in de winter, als de Zuiderzee was bevroren en er wekenlang niet gevist kon worden lag honger en armoede op de loer.
De bodem van de pan
De laatste kommen soep werden uitgedeeld in de winter van 1940/1941. Na de oorlog waren levensmiddelen te schaars om de uitdeling weer op poten te zetten. Het geld wat nog over was van diverse inzamelingen is overgemaakt naar de gemeente. Er waren in de stad nog wel andere initiatieven die de armen hielpen, zoals de Vrouwenvereniging voor liefdadigheid te Harderwijk die onder meer als doel had gratis kleding en dekens te verstrekken tijdens de koude wintermaanden.
Archief
In het archiefdepot in Harderwijk is een klein archiefje van de commissie bewaard gebleven. Het is slechts één doos en bevat voornamelijk notulen, rekeningen en andere financiële stukken. Toch geeft zo’n archief en het verhaal dat erbij hoort ons een kijkje in het dagelijkse leven van het Harderwijk van de 19de eeuw.
Wil je het archief van de soepcommissie zelf bekijken? Je kunt het inzien op de studiezaal in Harderwijk. Toegang 5018. Reserveer je bezoek vooraf.
© Noord-Veluws Archief
Ontwerp & sitebeheer door DE REE in samenwerking met ForYou B.V. en Best4U